Daar stond ze dan. Zenuwachtig op haar tenen te draaien. Onrustig speelde ze met de druksluiting van het tasje dat ze van haar oma gekregen had. Toen het geklik haar begon te irriteren stopte ze haar handen maar diep weg in de zakken van haar jas.
Nee die jas zag er natuurlijk niet uit, bedacht ze ineens. Snel trok ze hem uit. Ze trok haar licht roze jurkje een stukje naar beneden en checkte snel of ze geen diep decolleté had. Ze bad tot God dat haar haar vandaag voor één keertje mee zou werken en probeerde vluchtig met haar vingers het gepluis te verminderen.
Hij stond al een minuut of 5 toe te kijken. Geamuseerd.
Hij begroette haar toen hij naar haar toe liep en stelde zich voor. Voorzichtig stak ze haar hand uit, maar trok hem meteen weer een klein stukje terug, omdat ze niet zo goed wist hoe ze zich hoorde te gedragen in dit soort situaties. Hij greep haar hand vast en keek haar glimlachend aan. Haar grote bruine ogen staarde kort terug. Een beetje bang, maar met een twinkeling van nieuwsgierigheid.
Vanaf dat moment wist hij dat hij verliefd zou worden op elk woord dat er uit haar mond zou komen. Hij zou ze koesteren. Opschrijven op oud vergeeld papier, met een kroontjespen. En eindeloos herlezen. Elke blik die ze hem gunde zou hij opslaan, in zijn geheugen griffen en omlijsten met een eikenhouten lijst.
En zo begon hij aan zijn kunst collectie.
Wat had ze toch een hekel aan zichzelf op dit soort momenten. ‘Doe normaal! Doe nou verdomme eens normaal en gedraag je niet als zo’n autist!’, sprak ze zichzelf boos toe.
Waarom moest ze altijd zo dichtklappen? De stemmen in haar hoofd draaide op volle toeren, allemaal leken ze iets anders te roepen. Maar geen van hen moedigde haar aan.
En geen woord wat ze over haar lippen kreeg, terwijl ze verlegen naar de grond staarde.
Hij was te leuk. En nu vond hij haar natuurlijk een gestoord lelijk wijf. Zo gingen die dingen altijd. Zij was ook niet dom. Ze wist heel goed hoe ze op mensen overkwam, hoe sociaal ongemakkelijk ze was. Was er maar iets wat ze er tegen kon doen.
Een sigaret! Dat was het. Ze had een sigaret nodig. Samen met de rook zou ze de stemmen wegblazen. De gloeiende punt zou haar vertrouwen geven. En iets stijlvols.
Haastig doorzochten haar vingers het kleine tasje. Een hoop gerommel. Ze vloekte. Natuurlijk was ze net nu haar aansteker weer kwijt. Alsof ze nog niet genoeg voor schut stond.
Het was aandoenlijk, haar ongemakkelijkheid. De manier waarop ze haar ogen meteen neersloeg als ze de zijne ontmoetten. Hij wilde haar optillen. Met haar wegrennen. Eindeloos rondjes draaien, tot ze smeekte om te stoppen, omdat ze anders over zou moeten geven.
Hij wilde haar los schudden. Laten zien dat ze zo veel meer was dan ze dacht. De wereld lag aan haar voeten. Alleen zij speelde verstoppertje.
Hij had haar gevonden.
Buutvrij voor de hele pot.
Nee die jas zag er natuurlijk niet uit, bedacht ze ineens. Snel trok ze hem uit. Ze trok haar licht roze jurkje een stukje naar beneden en checkte snel of ze geen diep decolleté had. Ze bad tot God dat haar haar vandaag voor één keertje mee zou werken en probeerde vluchtig met haar vingers het gepluis te verminderen.
Hij stond al een minuut of 5 toe te kijken. Geamuseerd.
Hij begroette haar toen hij naar haar toe liep en stelde zich voor. Voorzichtig stak ze haar hand uit, maar trok hem meteen weer een klein stukje terug, omdat ze niet zo goed wist hoe ze zich hoorde te gedragen in dit soort situaties. Hij greep haar hand vast en keek haar glimlachend aan. Haar grote bruine ogen staarde kort terug. Een beetje bang, maar met een twinkeling van nieuwsgierigheid.
Vanaf dat moment wist hij dat hij verliefd zou worden op elk woord dat er uit haar mond zou komen. Hij zou ze koesteren. Opschrijven op oud vergeeld papier, met een kroontjespen. En eindeloos herlezen. Elke blik die ze hem gunde zou hij opslaan, in zijn geheugen griffen en omlijsten met een eikenhouten lijst.
En zo begon hij aan zijn kunst collectie.
Wat had ze toch een hekel aan zichzelf op dit soort momenten. ‘Doe normaal! Doe nou verdomme eens normaal en gedraag je niet als zo’n autist!’, sprak ze zichzelf boos toe.
Waarom moest ze altijd zo dichtklappen? De stemmen in haar hoofd draaide op volle toeren, allemaal leken ze iets anders te roepen. Maar geen van hen moedigde haar aan.
En geen woord wat ze over haar lippen kreeg, terwijl ze verlegen naar de grond staarde.
Hij was te leuk. En nu vond hij haar natuurlijk een gestoord lelijk wijf. Zo gingen die dingen altijd. Zij was ook niet dom. Ze wist heel goed hoe ze op mensen overkwam, hoe sociaal ongemakkelijk ze was. Was er maar iets wat ze er tegen kon doen.
Een sigaret! Dat was het. Ze had een sigaret nodig. Samen met de rook zou ze de stemmen wegblazen. De gloeiende punt zou haar vertrouwen geven. En iets stijlvols.
Haastig doorzochten haar vingers het kleine tasje. Een hoop gerommel. Ze vloekte. Natuurlijk was ze net nu haar aansteker weer kwijt. Alsof ze nog niet genoeg voor schut stond.
Het was aandoenlijk, haar ongemakkelijkheid. De manier waarop ze haar ogen meteen neersloeg als ze de zijne ontmoetten. Hij wilde haar optillen. Met haar wegrennen. Eindeloos rondjes draaien, tot ze smeekte om te stoppen, omdat ze anders over zou moeten geven.
Hij wilde haar los schudden. Laten zien dat ze zo veel meer was dan ze dacht. De wereld lag aan haar voeten. Alleen zij speelde verstoppertje.
Hij had haar gevonden.
Buutvrij voor de hele pot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten